Prof.dr. E.M.H. (Ernst) Hirsch Ballin kent de WRR vanaf het begin van het bestaan van de raad, vijftig jaar geleden. Vanuit verschillende rollen. Als onderzoeker schreef hij een proefschrift over de WRR getiteld 'Publiekrecht en beleid. Fundamentele kwesties rondom het functioneren van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid' (1979; nu ook elektronisch toegankelijk), als bewindspersoon (1989-1994 en 2006-2010) ontving hij de rapporten en als raadslid (2014-2019, en nu als adviserend lid) schreef hij eraan mee. Hij neemt ons mee in zijn ervaringen.
“Hoe de toekomst in goede banen te leiden?”
Tegenwicht tegen de problematiek van alledag
Al als student aan de Universiteit van Amsterdam trok de WRR de aandacht van Hirsch Ballin. Toen hij in 1974 voor zijn proefschrift een onderwerp mocht kiezen op het snijvlak van filosofie, recht en bestuurskunde, wilde hij de raad daarin een belangrijke plaats geven: “De politiek was in die tijd veel in beweging, met diepgaande discussies over hoe het verder moest met het politieke bestel en de constitutie. Hoe de toekomst in goede banen te leiden? Hoe tot een betere besluitvorming te komen? In die tijd verscheen bij de OECD een rapport van Harvey Brooks. Hij pleitte voor een nieuw, breed wetenschappelijk beleidskader om nieuwe problemen en opkomende trends te identificeren en te analyseren wat de gevolgen daarvan zijn voor de maatschappij en de besluitvormende organen. Toen al onderkende men dat de druk van de problematiek van alledag vaak het perspectief van de lange termijn verdringt. Onder andere om daar tegenwicht aan te bieden werd de WRR ingesteld.”
“Het moet gaan om rechtvaardige verhoudingen in de samenleving.”
“De taak van de WRR om zich bezig te houden met toekomstige risico’s in relatie tot de complexiteit van het overheidsbeleid heeft te maken met de kwaliteit van de democratische en sociale rechtsstaat. Het moet gaan om rechtvaardige verhoudingen in de samenleving. Een van de onderwerpen waar ik in mijn proefschrift onderzoek naar heb gedaan, is de rationaliteit van het overheidsbeleid. Een vorm daarvan is intersubjectief gevormde rationaliteit, waarbij het niet alleen gaat om de consensus die al bestaat, maar ook om het opbouwen van die consensus. Zo komen politiek relevante beoordelingen tot stand van wat leidt tot recht of juist tot onrecht. Als we niet het bestaan onderkennen van vraagstukken van recht en onrecht – denk aan klimaat, migratie of de toeslagenaffaire –, blijven we steken in een beperkt soort rationaliteit, zoals het calculeren van financiële gevolgen. Daar kan de brede blik van de WRR wat tegenover stellen.”
“Het accent kwam te liggen op beheersing en minder op sociale cohesie.”
Ingrijpende politieke paradigmawisselingen
“De WRR heeft gedurende de vijftig jaar van zijn bestaan ingrijpende politieke paradigmawisselingen doorstaan. Na een dynamische start volgde een periode waarin de politiek minder interesse had in beleidsadvisering voor de lange termijn en een rechtvaardige samenleving. Daarmee was er ook minder interesse in de WRR. Dat had te maken met de opkomst van het neoliberale beleidsparadigma, dat in de jaren negentig en het begin van deze eeuw zijn hoogtepunt bereikte. Het accent kwam daarmee te liggen op beheer en beheersing en minder op sociale cohesie. De gedachte van een langetermijnbeleid verdween naar de achtergrond.”
“In het jaar 1993 overleefde de WRR een door de buitenwacht nauwelijks opgemerkte crisis in zijn functioneren en voortbestaan. Maar aan het begin van de jaren 2000 nam de interesse in de WRR en zijn werk gelukkig weer toe. Het is belangrijk dat een minister-president geïnteresseerd is in de WRR en de raad ruimte geeft om te functioneren. Dat hij als minister van Algemene Zaken de WRR beschermt en in stand houdt, zelfs in tijden waarin de belangstelling tanende is. Tegelijkertijd kan een goed gebruik van het raadswerk onmogelijk alleen van de minister-president komen.”
“Aan een WRR-rapport kunnen ministers en politici veel hebben.”
Beter gebruik
Volgens de Instellingswet moet het kabinet binnen drie maanden na publicatie op een WRR-rapport reageren. Hirsch Ballin beschrijft hoe kabinetsreacties op het werk van adviesorganen bijna de vorm van een blauwdruk hebben: “Vaak staat daarin dat het kabinet met veel waardering kennis heeft genomen van de inhoud van het rapport en erkentelijk is voor de gedegen analyse, maar dat het al veel doet en de aanbevelingen zal betrekken bij de vormgeving van nieuw beleid. Recent zie je daarin overigens wel verbetering optreden, dankzij de grotere aandacht vanuit het parlement.”
“Er zijn rapporten waar een kabinet meer mee had kunnen doen. Aan een WRR-rapport kunnen ministers en politici veel hebben. Soms is die doorwerking er wel, maar verlaat. Zo dienden Heerma en Segers in 2020 een motie in waarin ze het kabinet verzochten alsnog vorm te geven aan een Planbureau voor de Veiligheid, zoals de WRR had voorgesteld in het rapport Veiligheid in een wereld van verbindingen (2017). De bedoeling daarvan is veiligheidsrisico’s te onderkennen voordat ze een acute dreiging zijn geworden. Die motie is echter nog steeds niet uitgevoerd.”
“Wil een kabinet ten volle profiteren van het werk van de WRR, dan is de eerste helft van de kabinetsperiode van belang.”
Ervaring als bewindspersoon
“Wil een kabinet ten volle profiteren van het werk van de WRR, dan is de eerste helft van de kabinetsperiode van belang. Daarna wordt de aandacht voor het langeretermijnbeleid verdrongen door de nieuwe verkiezingen. In de tweede en derde periode dat ik bewindspersoon was, onder Balkenende III en IV, waren Wim van de Donk en André Knottnerus voorzitter van de raad. Aan het begin van de kabinetsperiode hebben we een waardevolle avond met Van de Donk gehad, om over allerlei zaken door te praten. Ik merkte daarbij wel dat niet iedereen in gelijke mate in het raadswerk en de lange termijn was geïnteresseerd. Als minister moet je het overigens vooral hebben van rapporten die al in de maak zijn. Door de doorlooptijd van een project heb je zelden iets aan een adviesaanvraag die je zelf initieert.”
“In die tijd was de raad bezig met een onderzoek naar de relatie tussen religie en samenleving. Dat vond ik als minister van Justitie, verantwoordelijk voor de relaties met de religieuze gemeenschappen, een schot in de roos. Helaas heeft het project niet tot een rapport geleid nadat Van de Donk werd benoemd tot Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Het beleid was met zo’n rapport gediend geweest. Je kunt wel je rug naar de rol van religie in de samenleving keren zodat je die niet ziet, maar die rol is er desalniettemin. Onvoldoende aandacht voor de opkomst van geradicaliseerde religieuze stromingen heeft funeste gevolgen voor een coherente samenleving.”
“Idealisme, gevoed door kennis en onderzoek.”
Werken in een inspirerende omgeving
De afgelopen acht jaar was Ernst Hirsch Ballin actief betrokken bij het raadswerk: vijf jaar als lid en inmiddels alweer drie jaar als adviserend lid. Als WRR-lid trok hij drie rapporten: Big data in een vrije en veilige samenleving (2016), Veiligheid in een wereld van verbindingen (2017) en Europese variaties (2018): “Bij het rapport over veiligheid hebben we geprobeerd een ander referentiekader te ontwikkelen. Veiligheid is niet het je achter de Hollandse waterlinie verschansen, veiligheid begint met inzicht in wat zich aan de andere kant van de grenzen afspeelt.” Voor het rapport Opgave AI (2021) schreef hij het essay Mensenrechten als ijkpunten van artificiële intelligentie (2021): “We moeten opletten dat kunstmatige intelligentie niet wordt misbruikt om de mensenrechten aan te tasten. Speel je daar goed op in, dan kun je er ook goed mee omgaan, bijvoorbeeld bij de bestrijding van de honger in Afrika.”
“De WRR biedt een geweldig inspirerende omgeving, onder andere door de inbreng van de collega’s van zowel de raad als de wetenschappelijke staf. Ook heeft de politiek nu meer interesse in langetermijnvraagstukken dan in het laatste decennium van de vorige eeuw. Dat heeft deels te maken met de dynamiek in de politiek en de samenleving. Een dynamiek die wordt gekenmerkt door de crises van de afgelopen jaren. Daar kun je op reageren met cynisme, maar ook met idealisme, gevoed door kennis en onderzoek.”
“Het is belangrijk de Europese en internationale dimensie in het werk te internaliseren.”
Ontwikkelingen in de afgelopen 50 jaar
“Ik zie twee belangrijke veranderingen in vergelijking met vijftig jaar geleden, die relevant zijn voor het werk van de WRR, de ene in de werkwijze, de andere in de inhoud. In de eerste plaats was de verwachting aanvankelijk dat de meeste raadsleden hun hoofdfunctie bij de WRR zouden hebben. Nu werken ze bijvoorbeeld twee dagen in de week voor de WRR; hun hoofdfunctie is elders. Dat kan bevruchtend zijn maar ook beperkend. Zo zijn er minder kansen om als collectief een visie op vraagstukken te ontwikkelen. Wel wisselen we tijdens de tweewekelijkse vergaderingen natuurlijk van gedachten over de conceptrapporten en er zijn heidagen om elkaars visie beter te leren kennen.”
“In de tweede plaats is de omgeving veranderd. Ook al ging het allereerste rapport van de WRR over Europa, de Europese vraagstukken vergen nu veel meer aandacht. Het regeringsbeleid anno 1972 betrof Nederland, het regeringsbeleid anno nu betreft Europa en Nederland. Het is belangrijk de Europese en internationale dimensie in het werk te internaliseren.”
“Echt effectief is de WRR pas als de aandacht voor onze rapporten niet wordt verdrongen door de thema’s van het wekelijkse vragenuur.”
Essay over WRR
Op dit moment werkt Hirsch Ballin aan een essay over de WRR. De presentatie daarvan is op 1 december 2022. In dat essay borduurt hij deels voort op zijn proefschrift. “Na het elan van de beginperiode kalfde de politieke belangstelling voor langetermijnbeleid eind vorige eeuw snel af. De WRR probeerde wel relevant te zijn voor het beleid, maar zijn invloed was tanende. Pas toen Nederland en de wereld om ons heen zich sinds 2007 met ernstige crises geconfronteerd zagen, kwam daarin verandering. De afgelopen decennia werden voorzitters benoemd die wetenschappelijk gezag met inzicht in de beleidsprocessen wisten te combineren. Corien Prins, onze huidige voorzitter, zoekt bijvoorbeeld actief contact met bewindslieden en Kamerleden. Want echt effectief is de WRR pas als de aandacht voor onze rapporten niet wordt verdrongen door de thema’s van het wekelijkse vragenuur.”